De sporen van Louwes die op de blouse gevonden waren, konden volgens het NFI/Eikelenboom in 2004 erop gekomen zijn tijdens de moord of tijdens het bezoek dat Louwes had afgelegd aan de weduwe, de ochtend van de moord.
Het belangrijkste argument van Ing. Eikelenboom om te stellen dat het tijdens de moord gebeurd moest zijn was dat de DNA contactsporen in de buurt van de ribbreuken gevonden waren en dat er relatief veel gevonden was, op basis van het feit dat mensen niet zo makkelijk en niet zo veel huidcellen afstaan bij contact.
Als je echter de literatuur bestudeert en de teksten van de rapporten van het NFI uit 2003/2004 dan valt iets belangrijks op. De DNA-sporen kunnen ook afkomstig zijn van microdruppels speeksel. De totale hoeveelheid die gevonden is op de blouse kan verklaard worden door een druppel van minder dan 2 millimeter speeksel. En in dat geval is er dus helemaal niet veel DNA gevonden, maar een normale hoeveelheid die past bij een gesprek waar iemand een beetje "met consumptie" spreekt. Deze conclusie wordt ook bevestigd in een NFI rapport uit mei 2006, opgenomen in een bijlage van het oriënterend vooronderzok. Daar staat dat niet vast te stellen is of de sporen van speeksel of van huid afkomstig zijn geweest.
Dat Ing. Eikelenboom in 2004 zo expliciet uitgaat van huidcellen in plaats van speeksel zorgt voor zijn conclusie (en die van de rechter) dat Louwes de sporen heeft achtergelaten tijdens de moord. Maar dat is wel een aanname die gebaseerd is op een omgekeerde manier van redeneren. Louwes is de moordenaar en heeft o.a. de weduwe van achteren gewurgd en ook toen haar ribben gebroken. De sporen zijn huidcellen.
Dit heeft echter niets te maken met kundig en objectief forensisch technisch werk.